In eerste instantie moet de retentie worden opgeheven door blaaskatheterisatie. Bij het inbrengen van de katheter moet hygiënisch gewerkt worden. Dit is bij een patiënt thuis niet altijd makkelijk en mogelijk. Omdat de samenstelling van kant-en-klare inbrengsets vaak wisselt, is het raadzaam zelf een aantal sets samen te stellen, zodat u niet misgrijpt tijdens de procedure. De katheterlengte is 41-45 cm. Bij kortere (vrouwen-)katheters dreigt het gevaar dat de ballon in de urethra wordt opgeblazen, hetgeen zeer pijnlijk is. Katheters van 100% siliconen hebben de voorkeur. Ze zijn hypoallergeen, gladder dan latex katheters en geven minder kans op korstvorming. Bovendien is de wand dunner dan siliconen-gecoate latex katheters, waardoor het lumen groter is bij dezelfde Charrière-maat. (Charrière duidt de omtrek aan, niet de grootte van het lumen. Die kan verschillen bij dezelfde Charrière–maat.) Start met een kleine maat (Ch14 of Ch16). Lukt dit niet, probeer dan een grotere (CH18 of Ch20). Grotere maten geven echter meer kans op lekkage. De kleinere Ch12-katheter is vooral geschikt als de urethra door traumata of eerdere katheterisaties beschadigd is.
Voor het inbrengen kan men de penis het beste gestrekt houden. Daarna wordt de urethra gevuld met glijmiddel. De kathetertip hoeft dan niet van glijmiddel voorzien te worden. Verdovend, lidocaïne-bevattend glijmiddel is niet noodzakelijk, maar kan het inbrengen vergemakkelijken. Wacht vijf minuten met inbrengen om de verdoving in te laten werken. Registreer na het inbrengen van de katheter de urineproductie van het eerste kwartier. Is deze gering (
Voorzie de patiënt van een 500 ml-dagzak en een 2 l-nachtzak met bedrek. Standaard blaasspoelen met 100 ml NaCl wordt afgeraden. Het irriteert en helpt recidieven niet voorkomen. Om een verstopte katheter vrij te krijgen is doorspuiten met 10 ml NaCl voldoende.
Een vroeg recidief – binnen dagen tot weken - kan worden voorkomen met een alfablokker (alfuzosine) gedurende 6 weken. Let bij ouderen op potentiële bijwerkingen, zoals duizeligheid en valneiging. Late recidieven kan men voorkomen middels een 5-alfa-reductaseremmer (finasteride, dutasteride), mits prostaathyperplasie de oorzaak was. Het effect hiervan treedt echter pas in na 6-12 maanden behandelen.
Om de oorzaak op te sporen wordt de urine meteen onderzocht op een infectie. Is een katheter een aantal uren in situ, dan is de kans verkeken door kolonisatie. Is de oorzaak reversibel door aanpassing van de medicatie of behandeling van een infectie (antibioticum) of prostaathyperplasie (5-alfareductaseremmer), dan is verwijzing niet nodig. Verwijs wel bij een recidief of niet reversibele oorzaak.