Wat mag nu worden verwacht van een huisarts die in de spreekkamer wordt geconfronteerd met een patiënt die zegt dat zijn leven voltooid is? Het beste uitgangspunt is exploreren, stelt Van Wijngaarden. ‘U zegt nogal wat, vertel eens’. Wat het hierbij lastig maakt, is dat mensen heel eisend kunnen zijn en van de huisarts verwachten dat het geregeld wordt. ‘Dat leidt tot paniek bij de huisarts: “O help, wat komt er nu op me af.” Het is dan zaak niet meteen in oplossingen te denken, maar het heel open te benaderen. Te vragen waarom de wens om het leven te beëindigen speelt, hoe vaak en in welke omstandigheden. Dat zijn trage, existentiële vragen, maar ze helpen wel om tot echt contact te komen. Oplossingen bieden gaat voorbij aan de ervaring van het nu. Laat iemand dus vertellen, dan kun je hem beter begrijpen en help je hem om het complete en complexe verhaal neer te zetten. Het levert een heel ander gesprek op, dat ook de ruimte geeft om te vragen wat iemand zou helpen. Stel je die vraag vanuit de innerlijke wens, dan krijg je een ander antwoord dan wanneer je dit doet vanuit het juridisch kader van de wilsverklaring. Juist in dit gesprek kan de huisarts een belangrijke rol spelen.’
Van Wijngaarden is ervan overtuigd dat veel huisartsen dit kunnen, maar beseft tegelijkertijd dat het veel van ze vraagt niet meteen in klinisch redeneren te vervallen. ‘Een huisarts die ertoe in staat is dat te ontstijgen, kan de kern raken’, zegt ze. ‘De zelfgekozen dood wordt doorgaans gepresenteerd als autonomie, maar er blijkt vaak ook een verlangen achter te zitten om van een arts te horen dat je verlangen naar de dood legitiem is, dat het goed is dat je gaat. Het lijkt soms bijna een seculier sacrament. Het gaat dan ten diepste niet over autonomie, het gaat over een verlangen naar verbondenheid.’
Frank van Wijck