Een in oktober 2012 gepubliceerd systematisch literatuuroverzicht waarin men alle beschikbare antidiabetica onderzocht, relativeert de vermeende gunstige effecten van de DPP-4-remmers.
1 In een Cochrane-review uit 2008 was het gemiddelde HbA
1c -0,7% (95%-BI -0,8 – -0,6) lager in de sitagliptinegroep en -0,6% (95%-BI -0,7 – -0,5) lager in de vildagliptinegroep vergeleken met placebo.
2 Een andere review uit 2012 vergeleek DPP-4-remmers met metforminemonotherapie of met metformine gecombineerd met andere antidiabetica.
3 Primaire uitkomstmaat was de verandering in het HbA
1c. Vergeleken met metforminemonotherapie gaven DPP-4-remmers een minder sterke HbA
1c-daling (0,20; 95%-BI 0,08-0,32). DPP-4-remmers reduceerden het HbA
1c minder sterk dan GLP-1-agonisten (0,49; 95%-BI 0,31-0,67), reduceerden het ongeveer even veel als pioglitazon (0,09; 95%-BI -0,07-0,24) en lieten geen voordeel zien ten opzichte van sulfonylureumderivaten (RR ten gunste van sulfonylureumderivaten 1,06; 95%-BI 0,98-1,14).
Het beeld dat DPP-4-remmers gewichtsreductie geven, moeten we nuanceren. Sitagliptine en vildagliptine gaven vergeleken met placebo een gewichtstoename van respectievelijk 0,7 kg (95%-BI 0,3-1,1) en 0,8 kg (95%-BI 0,2-1,3).
2 Vergeleken met metformine gaven DPP-4-remmers een gewichtstoename van 1,5 kg (95%-BI 0,9-2,11). DPP-4-remmers hadden een gunstiger effect op het gewicht dan sulfonylureumderivaten (-1,92 kg; 95%-BI -2,34 – -1,49) en pioglitazon (-2,96 kg; 95%-BI -4,13 – -1,78), maar een ongunstiger effect dan GLP-1-receptoragonisten (1,56; 95%-BI 0,94-2,18).
3
Men zag geen ernstige hypoglykemieën bij patiënten die een behandeling met DPP-4-remmers kregen. De Cochrane-review liet geen significante verschillen zien tussen sitagliptine en vildagliptine vergeleken met andere orale antidiabetica.
2 Een gerandomiseerd onderzoek rapporteerde significant minder hypoglykemieën (5%) met sitagliptine dan met glipizide (32%) dat was toegevoegd aan metformine.
4
Sitagliptine, saxagliptine en linagliptine kan men toepassen bij nierfunctiestoornissen, maar dat geldt ook voor gliclazide. Gliclazide wordt renaal geklaard, maar metabolisering vindt grotendeels plaats in de lever. Dosisaanpassing bij verminderde nierfunctie is daarom niet nodig.
5