Ga na of er sprake is (geweest) van uitlokkende factoren voor een klapvoet: externe compressie (zoals veel met de benen over elkaar zitten, lang gehurkt zitten, recent trauma aan het been, gipsverband of langdurige bedrust), overrekking (inversietrauma van de enkel of het langdurige gestrekt houden van het been), lokale druk in de knieholte (bijvoorbeeld Bakerse cyste), recent gewichtsverlies, een (heup)operatie, diabetes mellitus of chemotherapie. Vraag of de patiënt verdere problemen in been of rug ervaart. Let op pijn, zwelling en roodheid van het been. Laat de patiënt lopen en kijk of er een hanentred is (looppatroon waarbij de knie hoog wordt opgetild om slepen van de voet te voorkomen). Dit laatste is het geval bij een ernstige voetheffersparese. Controleer of de patiënt op de hakken kan staan en gaan. Onderzoek de dorsaalflexie en eversie van de voet en beoordeel de kracht. Ga na of er sprake is van verminderde sensibiliteit van de (onder)benen en de voeten. Sla de reflexen van de kniepees en achillespees aan beide kanten. Beoordeel en vergelijk ook de spierkracht van de grote spiergroepen van het bovenbeen. Bij een peroneus mononeuropathie is de kracht in deze spieren normaal, zijn de reflexen normaal en is er geen roodheid of zwelling en zelden pijn. Controleer de knieholtes op palpabele massa’s en laat zo nodig een echo maken. Palpeer ook het verloop van de nervus peroneus en tik erop ter hoogte van de fibulakop. Indien dit sensaties opwekt in het verloop van de zenuw (teken van Tinel), wijst dit op drukneuropathie op deze plek. Verwijs naar een neuroloog bij een dubbelzijdige klapvoet of een eenzijdige klapvoet gecombineerd met andere neurologische afwijkingen.