Internationaal doet vooral de Neck Pain Task Force (NPTF) onderzoek naar nekpijn. Op nationaal niveau komt informatie over nekklachten uit de multidisciplinaire richtlijn voor klachten over arm, nek of schouder (KANS). Het merendeel (meer dan 95%) van de nekklachten is aspecifiek. De incidentie van nekpijn door een trauma varieert van 83-302 per 100.000 personen per jaar. De kans op een fractuur na een trauma is klein bij verminderen van alertheid, afwezigheid van neurologische uitval en de mogelijkheid om het hoofd tot meer dan 45 graden te roteren. Factoren die van invloed zijn op het ontstaan van aspecifieke nekpijn zijn volgens de NPTF: (hogere) leeftijd, (vrouwelijk) geslacht, genetische aanleg, (slechte) psychologische gezondheid, werkstress, lage werktevredenheid, inadequate werkhoudingen en roken. De combinatie nekpijn en werkstress heeft een slechte prognose, evenals de combinatie trauma, hogere pijnintensiteit en veel gebruik van medische zorg. Een positieve prognose van nekpijn is geassocieerd met een jongere leeftijd, actieve coping en optimisme.
De diagnose nekhernia wordt vaak geopperd, maar de incidentie is laag: tussen de 2,1 tot 63 per 100.000, afhankelijk van de gehanteerde definitie van radiculaire pijn. Bij deze diagnose past uitstralende pijn tot de elleboog en gevoelsverlies.
Bij een röntgenfoto van de nek zien we vaak de diagnose (facet)artrose. De incidentie hiervan neemt toe met de leeftijd, maar zegt niets over de mate van pijnbeleving. Artrose in de nek gaat vaak samen met artrose in de lage rug.