Uitwerking
In Europa wordt de prevalentie van coeliakie geschat op 1%. Om op bevolkingsniveau 10 patiënten met coeliakie te traceren, moeten bij screening op deze ziekte dus 1000 mensen worden onderzocht. De sensitiviteit en specificiteit van de tTGA worden geschat op respectievelijk 95% en 98%. Met gebruikmaking van deze getallen laat [tabel 1] zien dat tegenover 9 met de test opgespoorde patiënten er meer dan twee keer zoveel (20) ten onrechte van de ziekte worden verdacht. Bewijs voor aanwezigheid van de ziekte is vlokatrofie van de dunne darm, dus ondergaat tweederde van alle patiënten met een afwijkende tTGA (20/29) mogelijk ten onrechte een enteroscopie. Het laat zich raden dat deze vorm van screening waarschijnlijk nooit geïmplementeerd wordt.
Tabel1Voorspellende waarde van tTGA voor screening op coeliakie
Wanneer een huisarts op basis van de anamnese en het lichamelijk onderzoek denkt aan de diagnose coeliake is de voorafkans op deze aandoening veel hoger, misschien wel 25%. Als de sensitiviteit en specificiteit van de tTGA dezelfde blijven, dan zien de getallen in [tabel 1] er ineens heel anders uit [tabel 2].
Tabel2Voorspellende waarde van tTGA voor het diagnosticeren van coeliakie
Nu ondergaat nog slechts 6% van de patiënten met een afwijkende tTGA mogelijk ten onrechte een enteroscopie (een niet risicoloos onderzoek). Tegenover iedere patiënt bij wie ten onrechte een afwijkende tTGA wordt gevonden, staat maximaal 1 patiënt die met de test wordt gemist. Dat laatste is in de daagse praktijk van de huisarts geen groot probleem omdat twee andere bloedtests (EMA en HLA-DQ2 en –DQ8) als vangnet voor deze patiënten klaarstaan. tTGA is dus alleszins een waardevolle test bij de diagnostiek van patiënten bij wie de anamnese (en het lichamelijk onderzoek) de huisarts doen denken aan de aanwezigheid van coeliakie.