Een paar weken geleden had ik een heuse bekende Nederlander (BN’er) op mijn spreekuur. Dat wil zeggen, ik had hem niet herkend als BN’er en ook niet als zodanig behandeld. Nu vind ik eigenlijk dat BN’ers net zo behandeld moeten worden als ieder ander, dus tot zover geen vuiltje aan de lucht. Maar aan het eind van het consult, toen ik de BN’er nog steeds niet had herkend ondanks subtiele signalen van zijn kant - “ik heb last van mijn arm wanneer ik mijn microfoon omhoog moet houden bij tv-interviews” - kreeg ik te horen: “dokter Sollie, u leeft onder een steen!”. Terecht of niet, ik voelde me wél aangesproken, en hoorde mezelf terug mompelen: “moet je zien hoe druk wij huisartsen zijn, niet eens tijd om tv te kijken!”.
Werkbelasting Nederlandse huisarts
Maar hoe druk zijn we nou eigenlijk? In dit nummer van H&W schrijft Willemijn Schäfer, onderzoekster bij het NIVEL, over de werkbelasting van huisartsen in 33 landen. Natuurlijk kun je kanttekeningen bij dit onderzoek plaatsen, zoals het feit dat er niet echt gemeten is maar dat het gaat om zelfgerapporteerde werkbelasting. Ook is het lastig om landen zuiver met elkaar te vergelijken door verschil in organisatie van de huisartsenzorg. Desondanks geeft dit onderzoek wel boeiende resultaten. Wat blijkt namelijk? Nederlandse huisartsen hebben inderdaad te maken met een hoge werkbelasting. Nederland heeft de grootste gemiddelde praktijkpopulatie per huisarts, een relatief korte consultduur, een gemiddeld aantal spreekuurcontacten en een hoog aantal huisvisites. In vergelijking met andere landen draait de Nederlandse huisarts veel werkuren per week en is hij relatief meer tijd kwijt aan andere werkzaamheden dan aan directe patiëntenzorg. Als ik naar de situatie in andere landen kijk, lijken bijvoorbeeld onze noorderburen (Scandinavische landen) het qua werkbelasting beter voor elkaar te hebben.