H&W maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website en analytische cookies om inzicht te krijgen in de werking en effectiviteit van de website.
H&W maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website. We gebruiken analytische cookies om de website te verbeteren. Tevens gebruiken we cookies voor advertenties. U kunt hieronder aangeven welke cookies u toestaat. We gebruiken de volgende cookies:
Door in te loggen op HAweb krijgt u toegang tot de artikelen op HenW.org.
Beste abonnee, je hebt toegang tot HenW.org door in te loggen met je HAwebSSO-account. Onlangs heb je mail van ons ontvangen hoe je dit account kunt activeren. Hulp nodig bij het aanmaken van een nieuwe inlog? Heb je vragen? Neem dan contact op met onze supportteam via contactcentrum@nhg.org.
De wet van Murphy lijkt helaas ook op te gaan voor mensen die op kinderleeftijd kanker hebben doorgemaakt. Zij houden de rest van hun leven een vergrote kans opnieuw kanker te krijgen, door late effecten van behandeling en groter individueel risico kanker te ontwikkelen.
Hoewel kanker op de kinderleeftijd betrekkelijk zeldzaam is (550 patiënten per jaar), wordt door een huidig genezingspercentage van 80% de groep overlevenden gelukkig steeds groter.
Groningse onderzoekers bekeken hoe vaak tweede tumoren voorkwamen bij overlevenden van kinderkanker en hoe zij ontdekt werden. Van 1965 tot 2005 zijn 1275 kinderen in het UMCG behandeld vanwege een maligniteit. Vierentachtig van hen (6,6%) bleken een tweede tumor ontwikkeld te hebben, van wie er 27 overleden. Vijfendertig (61%) patiënten met een tweede tumor deden mee aan een telefonische enquête. Zij hadden tezamen 45 tumoren, waaronder hersentumoren (n = 14), basaalcelcarcinomen (n = 10), melanomen (n = 4) en borstkanker (n = 2). Slechts 20% van deze tweede tumoren werd ontdekt bij reguliere follow-up op de ‘late-effectenpoli’ of andere controle in het ziekenhuis. Het grootste deel van de tweede tumoren (56%) werd gediagnosticeerd door de huisarts, omdat patiënten zich daar met symptomen gemeld hadden. Patiënten zelf waren zich er meestal (62%) niet van bewust dat zij een vergroot risico hadden op een nieuwe maligniteit.
Dit onderzoek laat zien dat het goed is alert te zijn bij patiënten met een doorgemaakte maligniteit op de kinderleeftijd. Zij hebben een groter risico op een tweede tumor die zich meestal op relatief jonge leeftijd openbaart. Via de ‘late-effectenpoli’ wordt steeds vaker gewerkt aan een individueel ‘follow-upplan’, zodat patiënten maar ook huisartsen weten waarop ze bedacht moeten zijn.