Li et al. gebruikten voor hun onderzoek gegevens over vezelinname uit twee grote, bekende prospectieve onderzoeken: ‘The Nurses’ Health Study’ en de ‘Health Professionals Follow-Up Study’. Van 2258 vrouwen en 1840 mannen die tijdens deze onderzoeken een myocardinfarct overleefden, was de vezelinname bekend voor en na het infarct. Geen van de deelnemers was bij de start van de onderzoeken bekend met hart- en vaatziekten, CVA of een maligniteit.
De belangrijkste uitkomsten van het onderzoek zijn de associaties tussen (1) hoge vezelinname post-infarct en mortaliteit en (2) een verhoging van de vezelinname ná een infarct en mortaliteit. Beide associaties waren significant. Voor de eerste associatie was de gepoolde hazard ratio (HR) 0,75 (95%-BI 0,58 tot 0,97; hoogste versus laagste 20% inname). Het verband was nog sterker als specifiek werd gekeken naar inname van graanproducten (HR 0,73; 95%-BI 0,58 tot 0,91). De HR voor de tweede associatie was 0,69 (95%-BI 0,55 tot 0,87).
De auteurs concluderen dat het innemen van meer vezels, vooral granen, na een hartinfarct geassocieerd is met een lagere mortaliteit. In de NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement wordt al geadviseerd om vezelrijk te eten, met dagelijks minimaal 150-200 gram groente en 200 gram fruit. Dit advies is nu ook onderbouwd voor de groep mensen die al een infarct doormaakten. Zij kunnen het overlijdensrisico zo met circa 30% terugbrengen.
Alma van de Pol