Overspanning vormt in de eerste lijn 60 tot 70% van de psychische problematiek. De incidentie in de huisartsenpraktijk varieert van 14 tot 30 per 1000 patiënten per jaar en is hoger voor vrouwen dan voor mannen.
Overspanning is het gevolg van een verstoorde balans tussen draagkracht en draaglast. Meestal is er sprake van een overmaat aan stressveroorzakende factoren (toegenomen draaglast). De patiënt is niet meer in staat om de belastende omstandigheden of de manier waarop hij hiermee omgaat aan te passen naar een hanteerbaar niveau. De klachten zijn moeheid, gespannenheid en/of prikkelbaar zijn, slapeloosheid, emotionele labiliteit, piekeren en concentratieverlies met uiteindelijk als gevolg een beperking in het sociaal en/of beroepsmatig functioneren.
Naast overspanning worden alternatieve begrippen gehanteerd als surmenage, spanningsklachten, burn-out en aanpassingsstoornis. Bij spanningsklachten is het sociaal en/of beroepsmatig functioneren niet beperkt, in tegenstelling tot overspanning. Burn-out kenmerkt zich door een lange voorgeschiedenis van spanningsklachten, emotionele uitputting, sociaal disfunctioneren en een negatieve houding ten opzichte van het werk of de werkomgeving. In DSM-IV spreekt men bij overspanning van een aanpassingsstoornis, waarbij de nadruk ligt op de abnormale aanpassingsreactie die sterker is dan je op grond van de stressveroorzakende factor(en) zou verwachten. Anders dan bij overspanning schiet hier met name de individuele draagkracht tekort. Ondanks de conceptuele verschillen geldt voor al deze beelden dezelfde diagnostische en therapeutische benadering.
Overspanningsklachten duren bij adequate behandeling gemiddeld drie tot zes maanden, maar als het herstel stagneert kunnen ze zich ontwikkelen tot ernstiger psychiatrische stoornissen, zoals een depressie, en leiden tot langdurige arbeidsongeschiktheid.