Naast lichamelijke klachten kunnen ook frequent consulteren of niet samenhangende, wisselende of onverklaarde lichamelijke klachten op paniekaanvallen wijzen. Van elke 14 volwassenen krijgt er één tussen zijn 18e en 65e paniekaanvallen. Paniekaanvallen kunnen erg op somatische aandoeningen lijken, zoals hartritmestoornissen, pneumothorax, astma of hyperthyreoïdie. Het is verraderlijk dat paniekaanvallen ook samen met somatische aandoeningen voorkomen of erdoor veroorzaakt kunnen worden.
Een paniekstoornis kenmerkt zich door recidiverende, niet-voorspelbare paniekaanvallen, waarbij de patiënt tussen de aanvallen door bang is een nieuwe paniekaanval te krijgen. Naast abnormale angst is er dan aanhoudend subjectief lijden en/of belemmering van het sociaal functioneren. Een op de drie mensen met paniekaanvallen heeft een paniekstoornis, maar ook bij andere angststoornissen en depressies kunnen paniekaanvallen optreden. Daarnaast hebben mensen met paniekaanvallen een verhoogd risico op alcoholmisbruik en een verhoogd suïciderisico.
Wat betreft de behandeling is er vooral evidence over paniekstoornissen: zelfhulp met minimale begeleiding en internet-based interventies zijn effectief als eerste stap. Kortdurend (tot een week) kunnen benzodiazepinen nuttig zijn zoals bij aanvang van de behandeling met een SSRI, maar de kans op afhankelijkheid is groot. In de vervolgbehandeling is cognitieve gedragstherapie minstens zo effectief als farmacotherapeutische behandeling. Bij de medicamenteuze behandeling zijn SSRI’s eerste keus vanwege hun relatieve veiligheid.