Natuurlijk zijn meetwaarden die zich aan de boven- of ondergrens bevinden in een ogenschijnlijk gezonde populatie niet per definitie abnormaal, of een indicatie voor ziekte. Maar toch: veel referentiewaarden (de term ‘normaalwaarden’ wordt niet meer gebruikt) van bloedonderzoek berusten op metingen bij een relatief kleine groep gezonde volwassenen tussen de 20 en 50 jaar oud. Een referentiewaarde wordt zo gekozen dat 95% van die uitslagen erbinnen valt, 2,5% erboven en 2,5% eronder. Op deze manier valt voor elke bepaling 1 op de 20 gezonde jonge mensen sowieso buiten de referentiewaarde.