Bij ADHD spelen niet alleen genetische factoren een rol, maar ook omgevingsfactoren. In die gevallen waarin de omgeving een grote rol speelt in het ontstaan van het probleemgedrag, bijvoorbeeld bij een problematische gezinssituatie, dient een daartoe bevoegde en bekwame professional de afweging te maken of de diagnose ADHD passend is. De NHG-Standaard maakt onderscheid tussen gedrag dat past bij ADHD en gedrag dat past bij psychische, pedagogische of sociale omstandigheden, bijvoorbeeld verminderde pedagogische draagkracht van de ouders of de school. De Gezondheidsraad toont zich in het genoemde rapport bezorgd dat dit onderscheid niet in alle gevallen wordt gemaakt en wij delen die zorg. De diagnose ADHD is vooral een classificatie van symptomen; juist de onderliggende verklarende factoren zouden de basis moeten vormen van het behandeltraject. De professional die de diagnose stelt, moet dus bekwaam zijn in het signaleren van relevante verklarende factoren.
Een tweede belangrijk punt is het diagnostisch criterium dat stelt dat er sprake moet zijn van een ernstige beperking in het functioneren. Met de Gezondheidsraad vragen wij ons af of de NGH-Standaard genoeg aandacht aan dit criterium besteedt en of professionals het voldoende laten meewegen. Het functioneren van een kind wordt mede bepaald door de eisen die de omgeving aan het kind stelt, en vaak is juist disfunctioneren (niet de symptomen zelf) een reden voor de ouders om naar de huisarts te stappen.
4
Een derde punt van zorg doet zich voor waar de NGH-Standaard aangeeft dat diagnostiek en behandeling van ADHD binnen de huisartsenvoorziening kan plaatsvinden. De standaard laat in het midden welke eisen dit stelt aan het kennis- en bekwaamheidsniveau van de huisarts en de POH-ggz. Juist het feit dat bredere systeemfactoren dienen te worden meegewogen in het diagnostisch oordeel vereist brede vakkennis, niet alleen van psychiatrische beelden, maar ook van pedagogische vaardigheden en verklarende factoren buiten het gezin (zoals de school). Het ligt voor de hand dat de POH-ggz hierin een belangrijk aandeel kan hebben, maar er is nog grote variatie in de kwaliteit van de POH-ggz en in de opleiding.
1 De NHG-Standaard spreekt over de noodzaak dat een huisartsenvoorziening beschikt over een diagnostisch professional die ‘ADHD als aandachtsgebied heeft’. Onze zorg is dat bij een te smalle expertisebasis de differentiaaldiagnostiek ondergesneeuwd raakt, zodat het risico ontstaat van
availability bias, wat overdiagnostiek van ADHD in de hand kan werken. Wij pleiten er daarom voor dat de betreffende professional een breder aandachtsgebied moet hebben dan ADHD alleen.
Het geven van gedragstherapeutische interventies binnen de huisartsenvoorziening stelt eisen aan de expertise van de behandelaar. Er is een breed scala aan gedragstherapeutische interventies, van zeer geprotocolleerde oudertrainingen tot intensieve individuele trajecten in de vorm van mediatietherapie. Het ligt voor de hand dat intensievere trajecten zullen plaatsvinden binnen de tweedelijns ggz; geprotocolleerde interventies kunnen ook daarbuiten worden verzorgd. Naar onze mening biedt de NHG-Standaard onvoldoende kader voor dit therapeutisch beleid. Huisartsen zouden de mogelijkheid moeten hebben te verwijzen naar bewezen effectieve gedragstherapeutische ouder- en/of leerkrachtprogramma’s die binnen de taakstelling vallen van de POH-ggz, maar ook elders laagdrempelig worden aangeboden, zoals de erkende interventies uit de databank van het Nederlands Jeugd Instituut.
5 Van groot belang is wel dat de POH-ggz voldoende tijd krijgt om dergelijke behandelingen zinvol aan te bieden.