De huisarts moet beoordelen of het kind ondervoed is. Tijdens de anamnese vraagt de huisarts naar gegevens over de groei en het gewicht. Bij jonge kinderen kan gevraagd worden naar het groeiboekje. Ook moet de huisarts vragen naar klachten van onderliggende ziekte die kunnen leiden tot een verminderde intake of een verhoogd verbruik/verlies. Informatie over de ontwikkeling en het activiteitenpatroon van het kind kan ook verder inzicht verschaffen.
Bij het lichamelijk onderzoek is het lichaamsgewicht de belangrijkste parameter om acute ondervoeding vast te stellen. Wanneer er twijfel is over de lengte (bijvoorbeeld doordat er geen recent meetmoment bij het consultatiebureau of de schoolarts is), meet en noteert de huisarts deze. Zowel gewichtsverlies als niet aankomen in gewicht, als stilstand van de groei, zijn goede indicatoren van een verslechtering van de voedingstoestand. Eventueel kan de groei in een groeicurve uitgezet worden. Groeicurves voor de Nederlandse populatie zijn te vinden op de website van TNO.
3 Daar staat ook een BMI-meter voor kinderen met een klasse-verdeling voor over- en ondergewicht.
Bij het lichamelijk onderzoek schat de huisarts de voedingstoestand globaal in. Daartoe is het belangrijk te kijken of er verlies is van subcutaan vet, er een ingevallen gelaat is of verlies van spiermassa. Ook de algemene indruk van het kind (ziek, niet-ziek), de spierkracht en de conditie van huid en haar kunnen bijdragen aan de beoordeling van de voedingstoestand. Daarnaast kan de huisarts kijken naar objectiveerbare symptomen van een eventuele onderliggende ziekte.
Als er een mild, mogelijke voorbijgaand voedingsprobleem is dat weinig effect heeft op de voedingstoestand, kan de huisarts het kind zelf volgen. Bij vragen over eetgedrag kan de huisarts eventueel verwijzen naar het Centrum voor Jeugd en Gezin of naar een orthopedagoog of kinderpsycholoog. De huisarts verwijst het kind naar de kinderarts bij aanwijzingen van onderliggende pathologie die de huisarts niet kan behandelen, bij afbuigende groei of bij een verslechterende voedingstoestand.