Het onderzoek was gericht op de indicaties voor huisartsen om gynaecologisch onderzoek te doen en de mogelijke obstakels daarbij, vooral omdat hierover in Noorwegen geen officiële richtlijnen bestaan. De onderzoekers zetten in 2015 een vragenlijst uit onder 175 huisartsen: 87% van hen retourneerde de vragenlijst, 60% van de respondenten was man. De onderzoekers corrigeerden de resultaten voor leeftijd, geslacht, specialisatie en locatie.
Acht procent van de huisartsen zorgde ervoor dat een collega bij het gynaecologisch onderzoek aanwezig was, mannen deden dit vaker dan vrouwen (aangepaste oddsratio (aOR) 9,11; 95%-BI 1,11 tot 74,85). Mannelijke huisartsen verrichtten minder vaak bimanueel onderzoek bij een ‘routine-uitstrijkje’ (aOR 0,29; 95%-BI 0,13 tot 0,64). Bij patiëntes die bang waren voor het gynaecologisch onderzoek liet 28% van de huisartsen het onderzoek vaak of altijd achterwege; 42% deed dit als de arts-patiëntrelatie als een obstakel werd gevoeld, 35% als een patiënt vroeg om een verwijzing naar de gynaecoloog en 37% als de huisarts zelf besloot te verwijzen. Mannelijke huisartsen deden in deze gevallen het gynaecologisch onderzoek vaker niet, gemiddeld in 46% van de gevallen.
De NHG-Praktijkhandleiding Baarmoederhalskanker: Bevolkingsonderzoek en diagnostiek beveelt een bimanueel onderzoek niet aan bij patiënten die voor een ‘routine-uitstrijkje’ komen. Een goed idee dus om dit achterwege te laten. Bij patiënten die bang zijn voor het gynaecologisch onderzoek is het echter verstandiger, zowel voor de mannelijke als vrouwelijke huisarts, om hierover het gesprek aan te gaan dan om het onderzoek achterwege te laten.
Lees meer over het onderzoek The when and how of the gynaecological examination: a survey among Norwegian general practitioners.
Literatuur
- Hjörleifsson S, et al. The when and how of the gynaecological examination: a survey among Norwegian general practitioners. Scand J Prim Health Care 2019;37:264-70.